Psychologische factoren
Bij conflicten spelen verschillende psychologische factoren een rol. Deze uitingen hebben invloed op het conflict. Wanneer deze herkend worden door de mediator kan hierop worden ingespeeld door middel van een interventie. Voorbeelden van psychologische factoren:
Self-serving bias
Wat goed gaat, komt door interne factoren. Wat fout gaat, komt door externe factoren. Bijvoorbeeld wanneer je je tentamen niet gehaald hebt, komt dit volgens jou doordat het te rumoerig was in het lokaal. En wanneer je het tentamen wel gehaald hebt, komt dit omdat je zo goed geleerd hebt.
Cognitieve dissonantie
Wanneer iets niet gaat zoals je verwacht of gehoopt had, kan dit voor spanning zorgen. Cognitieve dissonantie houdt in dat je je gedrag of opvattingen bewust/onbewust aanpast. Bijvoorbeeld wanneer je graag een bepaalde tas wilde en die uitverkocht is, neem je maar een andere. Later vind je je tweede keuze toch mooier. Je hebt je aangepast aan de situatie om die spanning niet te voelen. Er wordt daarom gezocht naar argumenten om de spanning ‘weg te redeneren’ (Schonewille, 2018, p. 353).
Anchoring
Bij anchoring wordt iets ter sprake gebracht wat vanaf dat moment gebruikt wordt als referentiekader. Bijvoorbeeld een
bedrag benoemen bij een onderhandeling (Schonewille, 2018, p. 355).
Naïef realisme
Naïef realisme komt uit de sociale psychologie. Het houdt in dat ieder de wereld op een bepaalde manier ziet en ervan uitgaan dat anderen de wereld ook zo zien. Wanneer iemand anders over een situatie denkt, denken mensen dat de ander informatie mist en het niet goed ziet. De eigen realiteit is namelijk de enige juiste. Partijen kunnen last hebben van naïef realisme, ze zitten zo in hun eigen denkwijze, dat ze de opvattingen van de ander als fout zien. Niet alleen de partijen kunnen hier mee te maken hebben, maar ook de conflictmanager. Ieder heeft eigen normen en waarden meegekregen, andere ervaringen en opvattingen. Een bepaalde oplossing kan de één als goed zien, terwijl de ander hier een andere kijk op kan hebben (Schonewille, 2018, p. 354).
Verliesminimalisatie
Mensen doen meer hun best een verlies te voorkomen, dan om iets te winnen. Een mediator kan hierop inspelen door te reframen. De nadruk verschuift dan naar het verlies, in plaats van de winst.
Fixed-pie assumption
Bij fixed-pie assumption wordt er iets nieuws ter sprake gebracht, waardoor de blik van de partijen vergroot kan worden. Dit kunnen onderwerpen zijn die om het conflict heen staan en er eventueel ook invloed op hebben. Op deze manier kunnen er punten ter sprake komen, waar niet eerder over nagedacht is, maar een positieve werking kunnen hebben op het conflict. De partijen kunnen dan bijvoorbeeld met nieuwe ideeën komen, de creativiteit wordt gestimuleerd.
Winner’s curse
Als een onderhandeling makkelijk gaat, kan dit ongemakkelijk voelen. Misschien als een hoger bod of een ander voorstel was benoemd, werd deze dan ook aangenomen? Dit soort gedachtes kunnen dan optreden bij één van de partijen. Deze curse kan geneutraliseerd worden door de mediator.
Reactive devaluation
Wanneer de tegenpartij iets zegt, kan er wantrouwen opspelen bij één van de partijen. De ander zal er vast wel een bepaalde bedoeling mee hebben, kan dan een gedachte zijn. Het er dus (stiekem) mee eens zijn, maar toch tegen zijn, omdat er misschien iets anders achter weg kan komen. Het wantrouwen is te groot.
Irrationele escalatie van commitment
Je hebt zoveel geïnvesteerd in een onderhandeling of conflict dat je tegen beter weten in doorgaat met het conflict. Dit betekent dat wanneer de reden van het conflict eigenlijk al opgelost is, door middel van nieuwe informatie, de partijen toch in het conflict blijven hangen. Een baas die bijvoorbeeld zijn werknemer verdenkt van diefstal en wanneer dit later niet waar blijkt te zijn, toch nog ervoor wil zorgen dat de werknemer weggaat. Dan bedenkt hij bijvoorbeeld wel een andere reden hiervoor, omdat er al zoveel energie gestoken is in het conflict. Hiervan afwijken kan dan soms lastig zijn.
Ladder of inference
Doordat ieder anders selecteert, volgen er verschillende aannames, waaruit een conclusie getrokken wordt. Deze aannames komen voort uit de normen en waarden die jij gewend bent, je culturele achtergrond. Ieder heeft daardoor een andere betekenis bij een gebeurtenis (Schonewille, 2018, p. 351).
De selectie wordt gemaakt op basis van je aannames, je achtergrond en de belangen die er spelen. De partijen kijken dan beide anders naar de situatie en dit kan zorgen voor verschil in informatie. Er is verschil in interpretatie.
De aannames worden aan de hand van die selectie gedaan, ieder kent een andere betekenis toe aan de situatie.
De conclusie wordt getrokken, waardoor misverstanden kunnen ontstaan. De conclusie hoeft namelijk niet waar te zijn. Een opmerking van de ene partij kan bijvoorbeeld negatief opgevat worden, terwijl dit anders bedoeld is.
Reacties
Een reactie posten